Zie Adoptiefkeizers voor het hoofdartikel over dit onderwerp. Na de moord op Domitianus kozen de senatoren één van hen, Marcus Cocceius Nerva tot keizer. Nerva stond hoog in de aanzien bij de Senaat, maar had te maken met opstanden onder de legioenen die Domitianus trouw waren. De Praetoriaanse Garde drong zelfs het keizerlijk paleis binnen om de moordenaars van Domitianus te straffen. Nerva moest diep door het stof en adopteerde de succesvolle militair Trajanus als zoon en erfgenaam. In 98 stierf Nerva een natuurlijke dood en werd door zijn adoptiefzoon Trajanus opgevolgd. Trajanus was de eerste uit een reeks van vijf hoogst succesvolle Adoptiefkeizers. Trajanus stond bekend als de keizer onder wie het Rijk de grootste omvang bereikte. Trajanus' betrekkingen met zowel de Senaat als de legioenen waren perfect te noemen en de Senaat gaf hem de titel optimus (beste). Trajanus breidde het Romeinse Rijk uit door middel van enkele ambitieuze oorlogen. In 101 leidde de keizer een strafexpeditie tegen Dacië dat zich aan Rome moest onderwerpen. Toen de Dacische koning Decebalus opnieuw in opstand kwam trok Trajanus opnieuw tegen hem op en vernietigde in 106 de Dacische hoofdstad Sarmizegetusa. De Daciërs werden uitgeroeid (een van de weinige gevallen van Romeinse genocide) en Dacië werd een Romeinse provincie met Colonia Ulpia Traiana (het vroegere Sarmizegetusa) als hoofdstad. Toen de koning van Nabatea (een koninkrijk in Jordanië) stierf, erfde Rome het gebied dat werd omgevormd in de provincie Arabia Petraea. In 113 ontstond er een conflict met Parthië over het betwiste vazalkoninkrijk Armenië. De Parthischgezinde koning werd afgezet en Trajanus rukte op naar de Parthische hoofdstad Ctesiphon, nabij het huidige Baghdad. Hij lijfde Mesopotamia in als nieuwe Romeinse provincie. Trajanus drong door tot in Susa, 250 km ten oosten van de Tigris, de oostelijkste plek waar ooit een Romeinse strijdmacht is geweest. Trajanus kon echter het fort Hatra, nabij het huidige noord-Iraakse Al Hadr, niet innemen. Bovendien kwamen de joden in Palestina (weer) in opstand. Zijn gezondheid ging achteruit en hij overleed op 8 augustus 117 in Cilicië. Trajanus werd door zijn eigen adoptiefzoon Hadrianus opgevolgd (dit was echter niet vanzelfsprekend; geruchten deden de ronde dat Pompeia Plotina, Trajanus' vrouw, de opvolging vervalst had). Hadrianus maakte zich onmiddellijk gehaat bij de Senaat door bij aankomst in Rome enkele, mogelijk verraderlijke, senatoren te laten ombrengen. Hadrianus kwam tot de conclusie dat het praktisch onmogelijk was om alle veroveringen van Trajanus te consolideren en hij trok de Romeinse legioenen terug achter de Eufraat. Alleen Dacië, ten noorden van de Donau, werd behouden. Tijdens zijn regeerperiode reisde Hadrianus alle provincies van het Rijk af en voerde belangrijke, lokale militaire hervormingen door. De belangrijkste tastbare nalatenschap van Hadrianus is de Muur van Hadrianus in Britannia, die bescherming moest bieden tegen de woeste Picten ten noorden daarvan. Hadrianus ontwikkelde de Romeinse bureaucratie verder en belangrijke mannen, zoals Suetonius, waren ambtenaar. Hadrianus stierf in 138, gehaat door de Senaat. Zijn opvolger was zijn geadopteerde zoon Antoninus Pius. Toen de Senaat na de dood van Hadrianus de overleden keizer weigerde te vergoddelijken, dreigde Antoninus de troon af te wijzen. Hadrianus werd alsnog vergoddelijkt. Onder Antoninus Pius bereikte het Romeinse Rijk het hoogtepunt van haar bloeiperiode. Oorlog was vrijwel afwezig en de handel vond ongestoord zijn doorgang. In 161 stierf Antoninus Pius op 74-jarige leeftijd. Marcus AureliusAntoninus had maar liefst twee zonen geadopteerd, die beiden keizer werden: de filosoof Marcus Aurelius en Lucius Verus. Met de vrede in het Rijk was het snel gedaan; de Parthen vielen Syria aan en Lucius Verus trok met de legioenen naar het oosten en de Parthen werden verpletterend verslagen. De zegevierende troepen brachten echter ook de pest mee terug naar het Rijk, die jarenlang het Rijk zou teisteren. In 169 stierf Lucius Verus en Marcus Aurelius werd alleenheerser. Aan de Donaugrens was het ook onrustig en de Marcomannen en de Quadi vielen Italië binnen. Marcus Aurelius wist ze echter terug te drijven. De keizer zou de rest van zijn leven doorbrengen aan de Donaugrens en vele overwinningen boeken. Ondanks de afmattende veldslagen vond de stoïcijnse Marcus Aurelius de tijd om zijn beroemde memoires, de Ta eis heauton ('Geschriften aan zichzelf'), te schrijven, in het Grieks; dit wijst op het culturele prestige dat Hellas toen nog altijd had. In 180 overleed hij. Anders dan zijn voorganger had Marcus Aurelius geen zoon geadopteerd. In plaats daarvan volgde zijn eigen zoon Commodus hem op. Met Commodus kwam er een eind aan een periode van goed en stabiel bestuur. De nieuwe keizer ging zich te buiten aan gladiatorengevechten en waande zichzelf een nieuwe Hercules. Hij sloot vrede met de halfverslagen Germanen. Elke vorm van tegenstand werd de kop in gedrukt. Commodus was zelfs zo arrogant dat hij Rome naar zichzelf vernoemde, Colonia Commodiana. In 192 had zijn impopulariteit zo’n hoogte bereikt dat zijn concubine Marcia hem vergiftigde en liet wurgen door een atleet. Na de dood van Commodus was de macht van Rome zodanig aangetast dat het nooit meer zo machtig zou worden als onder de Adoptiefkeizers
Octavianus werd steeds machtiger, maar in 27 v Chr. kondigde hij plotseling zijn aftreden aan (zo deed hij alsof hij de Republiek teruggaf aan de Senaat). De Senaat was volkomen verrast en weigerde het aftreden van Octavianus te aanvaarden. Octavianus kreeg de volgende titels: Augustus (de Verhevene) princeps (eerste burger) consul Die titels leverden hem het imperium maius over alle legioenen en de tribunica potestas, die hem in staat stelde een veto over senaatsvoorstellen uit te spreken. Augustus bracht het aantal legioenen terug naar 28 (ongeveer 150.000 man). Deze legioenen werden op de rijksgrenzen gestationeerd. Om meer controle over Rome te krijgen stichtte Augustus de Praetoriaanse Garde, zijn in drie cohorten verdeelde lijfwacht. Deze garde was de enige gewapende troepenmacht in Italië. Op buitenlands gebied voerde Augustus aanvankelijk een expansionistische politiek ten opzichte van Germania. Na een smadelijke nederlaag in het Teutoburgerwoud in 9 na Chr., waar drie legioenen onder leiding van Publius Quinctilius Varus vernietigd werden, gaf Augustus het plan om Germania tot aan de Elbe te veroveren op. Augustus concentreerde zich hierna op het stichten van de Pax Romana, een door de Romeinse legioenen bewaakte vrede. Een hoogtepunt in de buitenlandse politiek van Augustus was de teruggave van de door Crassus verloren adelaars door de Parthen. Hierom gaf Augustus bij zijn sterven in 14 na Chr. te Nola (hij was toen 77 jaar) de raad aan zijn opvolger Tiberius het Rijk binnen de Rijn en de Donau te houden. In 23 v Chr. overleed zijn neef en erfgenaam Marcus Claudius Marcellus. Augustus huwelijkte zijn dochter Julia uit aan zijn nieuwe beoogde opvolger, zijn oude vriend Marcus Vipsanius Agrippa. Julia schonk Agrippa drie zoons, die allen in aanmerking kwamen voor de opvolging na het overlijden van Agrippa in 12 v Chr. De oudste zoon Gaius Caesar stierf in 4, de middelste zoon Lucius Caesar in 2 en de jongste zoon Postumus Agrippa werd in 14 vermoord. Tegenwoordig wordt aangenomen dat Livia, de vrouw van de keizer, daarvoor heeft gezorgd, want op die manier kon haar eigen zoon Tiberius opvolger worden
Archeologisch onderzoek in de omgeving van Rome spreekt deze legende echter volledig tegen. Men deelt het ontstaan van Rome in 3 fases in, namelijk 1000-830 v Chr., 830-630 v Chr. en na 630 v Chr. In de eerste fase was er zeker al bewoning op de Palatijnse heuvel en waarschijnlijk ook op twee andere, de Capitool en de Quirinaal. In de tweede fase wordt rond de zeven heuvels een aarden verdedigingswal opgetrokken en spreekt men van het Septimonium. Het is echter niet duidelijk of het hier om een religieuze of staatkundige eenheid gaat. In de laatste fase ontwikkelt Rome zich tot een echte stad, dankzij de Etruskische invloed. Zij werkten immers de eerste grote projecten in Rome uit (vb. Cloaca Maxima, Tempel van Jupiter Optimus Maximus).
Zie Romeinse burgeroorlog (193-197) en Severische dynastie voor de hoofdartikelen over dit onderwerp. Na de dood van Commodus werd de eerlijke en integere Pertinax keizer. Hij trachtte de corruptie van Commodus ongedaan te maken, maar werd tegengewerkt door de corrupte elite. Het liep uit de hand toen Pertinax de Praetoriaanse Garde weigert een donativum toe te kennen. Op 28 maart 193 drong de Garde het keizerlijk paleis binnen en bracht Pertinax ter dood. De Praetorianen smachtten naar geld en besloten het keizerschap per opbod te verkopen. Uiteindelijk verkreeg Didius Iulianus de titel, nadat hij 25.000 sestertiën per man had betaald. De bevolking van Rome pikte de tirannie van de Praetorianen echter niet en riep de gouverneurs van de provincies te hulp. Clodius Albinus, gouverneur van Britannia, Pescennius Niger, gouverneur van Syria, en Septimius Severus, gouverneur van Pannonia Superior beantwoordden de oproep en werden door hun legioenen tot keizer uitgeroepen. Septimius Severus was met zijn Donaulegioenen het dichtst in de buurt van de hoofdstad en kwam op 2 juni aan in Rome, waar hij de Praetorianen ontsloeg en liet vervangen door zijn eigen mannen. Pertinax' moordenaars en Didius Iulianus werden terechtgesteld. De Senaat, die liever Niger als keizer had gezien, werd gedwongen Severus tot keizer uit te roepen en Niger tot staatsvijand te verklaren. Severus kende Clodius Albinus de titel Caesar toe om hem zoet te houden. Hierdoor kon Severus zich geheel concentreren op Niger. In het voorjaar van 194 werd Niger na een harde strijd in Cilicië verslagen. In de herfst van 195 riep Severus zijn oudste zoon Caracalla uit tot Caesar uit en liet Clodius Albinus uitroepen tot staatsvijand. Na een moeizame oorlog van twee jaar kwam het op 19 februari 197 tot een beslissende slag nabij Lugdunum in het Rhônedal, waaruit de legioenen van Septimius Severus als overwinnaars tevoorschijn komen. Deze slag was de bloedigste veldslag die ooit tussen Romeinen onderling is uitgevochten. Toen Septimius Severus eenmaal alleenheerser was, begon hij aan een zegerijke veldtocht tegen de Parthen. In 198 plunderden hij en zijn zonen Ctesifon, vermoordden de mannen van de stad en maakten de vrouwen en kinderen tot slaaf. Nooit zou een Romeins leger nog zo'n grote overwinning boeken in het Oosten. In het eerste decennium van de 3e eeuw werden zowel Caracalla als diens jongere broer Geta tot Augusti, medekeizers, verheven. Septimius Severus voerde ook oorlog tegen de Picten in het noorden van Britannia. Tijdens zijn verblijf in Eboracum overleed de keizer op 4 februari 211 op 65-jarige leeftijd. Zijn beide zonen werden toen keizer, maar konden het niet goed met elkaar vinden. Beiden ambieerden het alleenheerserschap, vergaarden aanhangers en maakten zich op voor een burgeroorlog. Bang voor de toenemende populariteit van zijn broer, liet Caracalla Geta in december 211 vermoorden. Hij kocht de Praetorianen om teneinde deze stil te houden en liet 20.000 van Geta's aanhangers ombrengen. In 212 vaardigde Caracalla de beroemde Constitutio Antoniniana uit, waarin alle vrije mannen in het Rijk het Romeins burgerrecht verleend werd. In 213 voerde de keizer oorlog tegen de Germanen, gekleed in een caracallus (een Keltische soldatenmantel, waaraan de keizer zijn naam ontleende). In 214 vertrok de keizer naar het oosten, waar hij de eerste tekenen van een voortschrijdende geestesziekte vertoonde. Hij liet zijn leger de oorlog van Alexander de Grote, waarmee de keizer zich vereenzelvigde, naspelen. Toen hij in 215 Alexandrië bezocht, richtte hij een bloedbad aan onder de bevolking, omdat men hem zou hebben beledigd. In hetzelfde jaar kwamen in Rome de beroemde Thermen van Caracalla gereed. In 216 waren er schermutselingen met de Parthen. Toen de keizer op het punt stond het Parthenrijk binnen te vallen, werd hij op 8 april 217 het slachtoffer van complot dat beraamd was door zijn Praetoriaanse prefect, Macrinus. Macrinus werd de nieuwe keizer en hij probeerde vrede te sluiten met de Parthen. Deze zagen dit als een teken van zwakte en vielen het Rijk binnen. Macrinus moest een nadelige vrede sluiten en verloor snel de steun van leger en volk. De machtige vrouwen van de Severische dynastie, Iulia Domna en Iulia Maesa, riepen hun neef Elagabalus uit tot keizer. In een veldslag op 8 juni 218 werd Macrinus verslagen en later gedood in Cappadocië. Elagabalus was een aanhanger van de cultus van Deus Sol Invictus en trachtte deze godheid tot oppergod der Romeinen maken maar maakte zich daarbij volgens velen schuldig aan godslastering. Daarom werd de keizer op 11 maart 222 door de Praetoriaanse Garde vermoord en zijn lichaam werd in de Tiber gegooid. Zijn neef Severus Alexander werd door zijn moeder, Iulia Mamaea, en de Garde tot keizer uitgeroepen. Hij regeerde het Rijk met behulp van zijn moeder; de kwaliteit van het bestuur nam weer enigszins toe. Veel mensen ergerden zich echter aan de macht van Iulia Mamaea. In 224 namen de agressieve Sassanidische Perzen o.l.v. Ardashir de macht over van de door Septimius Severus ernstig verzwakte Parthen. De oostgrens werd ernstig bedreigd en in 230 ging Mesopotamia voorgoed verloren. De oorlog tegen de Perzen werd weliswaar gewonnen, maar de problemen waren niet voorbij. Aan de Donaugrenzen roerden de Germaanse stammen zich weer, zodat in 235 de keizer weer aan de Donau moet optreden. Deze keer was de keizer echter uit op onderhandeling, zeer tegen de zin van zijn legioenen. De keizer en zijn moeder werden door muitende troepen o.l.v. Maximinus Thrax vermoord.
Zie Romeinse crisis van de 3e eeuw voor het hoofdartikel over dit onderwerp. Invasies van "barbaren" in het Romeinse RijkMaximinus Thrax (de Thraciër) was de eerste soldatenkeizer, d.w.z. keizers die door hun legioenen op de troon werden geplaatst. Hij stond bekend als de eerste barbaarse keizer. Hij had een hartgrondige hekel aan de adel en hij liet iedereen die hij van samenzweren verdacht zwaar vervolgen. In 235 mislukte een complot om de keizer af te snijden van zijn troepen in Germania, waar Maximinus Thrax tegen de Alemannen vocht. De keizer verdubbelde de soldij van zijn mannen, wat leidde tot een hogere belastingdruk voor zijn onderdanen. De belastingheffers werden steeds hardhandiger in het verkrijgen van de belastingen en in 238 riepen opstandelingen in Africa de proconsul Gordianus uit tot keizer Gordianus I, samen met diens zoon Gordianus II. De opstand werd echter op 12 april neergeslagen en de Gordiani komen om het leven. De Senaat, die keizer Maximinus tot staatsvijand had verklaard, kon niets anders doen dan de opstand voortzetten. De Senaat riep twee van haar eigen leden, Pupienus en Balbinus, uit tot keizer, maar dit viel in slechte aarde bij de Romeinse bevolking. Ook werd bekend dat keizer Maximinus met een leger op weg was naar Rome. Om de gemoederen te sussen werd de kleinzoon van Gordianus I door de Senaat uitgeroepen tot keizer Gordianus III. Pupienus stelde zichzelf aan het hoofd van een leger om Maximinus het hoofd te bieden, maar deze werd in de lente van 238 te Aquileia door zijn eigen legioenen vermoord. Hoewel de bevolking opgelucht was dat Maximinus dood was, nam de onrust in de stad toe en Pupienus moest terugkeren om de orde te herstellen. Het wantrouwen tussen Pupienus en diens collega Balbinus bracht de Praetoriaanse Garde er toe de beide mannen op 29 juli te vermoorden. Gordianus III werd alleenheerser. Onder de nieuwe keizer leek de glorie van Rome zich te herstellen. De Goten en de Sarmaten werden teruggeslagen en de grenzen werden veiliggesteld. Toen de Sassaniden o.l.v. koning Shapur I de Eufraat overstaken, opende de keizer de deuren van de Tempel van Janus voor de laatste keer. De deuren van deze tempel bleven traditioneel in vredestijd gesloten en de definitieve opening luidde het definitieve einde van de Pax Romana in. De keizer stond onder de goede invloed van zijn mentor Thimestus en was erg geliefd bij de bevolking. Toen Thimestus stierf benoemde Gordianus Marcus Iulius Philippus Arabs (Philippus de Arabier) tot zijn nieuwe adviseur. Op 22 januari 244 stierf de geliefde keizer, mogelijk door toedoen van Philippus. Philippus sloot een ongunstige vrede met Shapur om zich op de vestiging van zijn dynastie te richten. Van 245 tot 247 was de keizer aan het front aan de Donau, waar hij vocht tegen de Carpi en andere Germaanse stammen. Op 21 januari 248 werd het duizendste verjaardagsfeest van Rome (gesticht 753 v.Chr.) op grootse wijze geopend door de keizer. Er brak echter een opstand uit aan de Donaugrens en naburige stammen maakten gebruik van de gelegenheid om het Rijk binnen te vallen. Ook broeit het verzet in het oosten van het Rijk, waar zijn broer Priscus een wanbeleid voert. De opstand werd neergeslagen door de nieuwe commandant van de Moesische en Pannonische legioenen, Traianus Decius, die onmiddellijk door zijn legioenen tot keizer werd uitgeroepen. In de herfst van 249 troffen de legioenen van Philippus en Decius elkaar in Verona, waar Philippus sneuvelde. Om de eenheid van het Rijk te bevorderen, eiste de nieuwe keizer dat iedereen de staatsgoden vereerde. De christenen weigerden en Decius begint de eerste grote, systematische christenvervolging. Decius was een capabele bestuurder, maar hij kan niet voorkomen dat de Goten het Rijk in 251 binnenvallen. Decius en zijn zoon liepen in een Gotische hinderlaag en sneuvelden in de strijd. Decius was de eerste keizer die in de strijd omkwam. De gouverneur van Moesia, Trebonianus Gallus, werd door de legioenen tot keizer verheven en hij sloot een onvoordelige vrede met de Goten, waarbij werd afgesproken dat Rome elk jaar tribuut aan de Goten zouden betalen. Ondertussen gaat Rome onder een pokkenepidemie gebukt. Wanneer in 253 de commandant van de Donaulegioenen, Aemilianus, de tribuut die voor de Goten was bestemd onder zijn troepen verdeelde, werd hij terstond tot keizer verheven. Muitende troepen brengen Trebonianus Gallus en zijn zoon om het leven, maar de Senaat schuift een nieuwe keizer, Valerianus, naar voren om Aemilianus te verslaan. Aemilianus zou uiteindelijk niet door Valerianus maar door mannen uit zijn eigen aanhang worden omgebracht. Valerianus benoemde zijn zoon Gallienus tot medekeizer en gaf hem de heerschappij over het westen van het Rijk. Zelf heerst hij over het oosten. In 257 heroverde Valerianus Antiochië op de Perzen. Toen in 259 de Goten Asia Minor binnenvielen, maakte Shapur I daar gebruik van om Rome aan te vallen. Keizer Valerianus werd door Shapur gevangengenomen, een ware vernedering voor de keizer. Volgens de christelijke overlevering werd Valerianus door de koning als opstapje voor zijn paard gebruikt en zou hij in 260 na zijn dood door Shapur gevild, opgezet en in een tempel tentoongesteld zijn. Gallienus had ondertussen de grootste moeite het Rijk bijeen te houden en verschillende usurpatoren roeren zich en één van hen, Postumus, sticht zelfs een rivaliserend rijk, het Gallische Rijk. Ondanks deze tegenslagen wist Gallienus het volk door middel van propaganda aan zijn kant te houden. Hij hervormde het Romeinse staatsbestuur en de macht van de Senaat werd zwaar verminderd. Hij maakt hierdoor veel vijanden en hij werd in september 268 vermoord. Een van de samenzweerders werd de nieuwe keizer Claudius II. Hij moest de Alemannen in Noord-Italië het hoofd bieden, maar vooral de Goten eisten zijn aandacht op. Hij wist hen zware verliezen toe te brengen en kreeg de erenaam Gothicus. Door middel van onderhandeling werden heel Gallië ten oosten van de Rhône en de Iberische provincies, deel van het Gallische Rijk, weer deel van het Romeinse Rijk. Koningin Zenobia van Palmyra, een machtige Romeinse vazalstaat, verklaarde Palmyra onafhankelijk en bezette Egypte. Een hongersnood was het gevolg. In januari 270 raakte het leger van Claudius besmet met de pest. Claudius was een van de slachtoffers. Na een korte heerschappij van Claudius' broer, Quintillus, werd Claudius' vriend en medesamenzweerder, Aurelianus, keizer. Hij herstelde het Rijk door de Alemannen wederom te verslaan en het Gallische Rijk en Palmyra werden weer in het gareel gebracht. Aurelianus was, net als Elagabalus voor hem, een aanhanger van Sol Invictus en wilde deze god tot staatsgod uitroepen. In 275 werd de keizer, op veldtocht in het oosten, vermoord. De Senaat koos de oude senator Tacitus als keizer, maar hij was geen goede keuze omdat het Rijk een militair nodig had. Tacitus stierf het volgende jaar en na een korte regeerperiode werd zijn halfbroer Florianus door de succesvolle generaal Probus afgezet. Probus versloeg in 278 de Franken, de Vandalen en de Bourgondiërs. Toen hij in 283 de legioenen aan het werk wilde zetten aan civiele projecten werd hij door zijn eigen mannen vermoord, die vervolgens Carus uitriepen tot keizer. Carus slaat een Germaanse invasie terug, maar kwam om in een veldtocht tegen de Parthen. Zijn zonen Carinus en Numerianus bestuurden voor korte tijd het Rijk, maar het leger verhief op 20 november 284 Diocletianus tot keizer
Volgens de legende was Rome gesticht in 753 v.Chr. op 21 april. De eigenlijke geschiedenis van Rome begon echter al rond 1000 v.Chr. toen de Latijnen zich vestigden in Latium, de streek rondom Rome. Rond die tijd werden de Latijnen geregeerd door de legendarische koning Latinus. Dit sluit aan op de legende waarin de Trojaanse held Aeneas steun zoekt bij hem als hij het eiland Palladeum (denk aan Palatijn, een van de zeven heuvels van Rome) bereikt. Zijn zoon Ascanius stichtte de stad Alba Longa die aanvankelijk de belangrijkste Latijnse stad zou worden. Na de dood van Ascanius regeerde zijn nageslacht 14 generaties lang over Alba Longa. Toen brak er echter een twist uit waarbij de rechtmatige koning van Alba Longa, Numitor, werd afgezet door zijn oudere broer Amulius. Om te voorkomen dat de nakomelingen van Numitor ooit de troon konden heroveren, dwong Amulius zijn nicht Rhea Silvia (de dochter van Numitor) om een Vestaalse maagd te worden, want seksueel contact tussen een Vestaalse maagd en een man werd met de dood bestraft. Zij werd echter zwanger van de oorlogsgod Mars en baarde een tweeling met de namen Romulus en Remus. Toen Amulius erachter kwam dat zijn nicht twee zonen had gebaard, gaf hij opdracht haar en de tweeling te doden. De soldaten die deze opdracht moesten uitvoeren, kregen dit niet over hun hart en zetten de tweeling in een mandje in de Tiber. De Tiber was toen echter buiten zijn oevers getreden en het mandje bleef op het droge achter. Daarop werd de tweeling gezoogd door een wolvin, de Lupa Capitolina en gevonden door de schaapherder Faustulus, die op de Palatijnse heuvel woonde. Hij voedde hen op en vertelde hen later dat ze kleinzonen waren van Numitor. Vervolgens reisden Romulus en Remus naar Alba Longa, doodden Amulius en plaatsten Numitor terug op de troon. De tweeling besloot dat hun toekomst niet in Alba Longa lag. Daarom stichtten ze een nieuwe stad, Rome, op de plaats waar de wolvin hen had gezoogd. Bij het bouwen van de muur om de nieuwe stad sprong Remus schertsenderwijs over de nog lage muur. Romulus ontstak hierdoor in woede en doorstak zijn broer, zeggende: "zo moge het ieder vergaan die over deze muur springt!"
Rome bestond oorspronkelijk uit verscheidene kleine nederzettingen, gelegen op de heuvels de Palatijn, Capitolijn en Quirinaal. Deze nederzettingen zouden zich tot een synoikisme omvormen, waaruit de stad Rome ontstond. Het is onzeker of al deze nederzettingen van Latijnse oorsprong waren. Er is vaak gesuggereerd - onder andere aan de hand van de religie - dat de Quirinaal bewoond werd door Sabijnen. Aan de hand van urnen die gevonden zijn op de Palatijn kunnen we ons een beeld vormen van hoe de hutten er moeten hebben uitgezien. Onder de Etruskische heerschappij kende Rome een enorme urbanisatie: het Forum Romanum werd gedraineerd, wegen werden aangelegd en Rome werd een echte stad. De Etrusken modelleerden Rome naar de eigen Etruskische steden, die op hun beurt zich baseerden op de Griekse poleis in Zuid-Italië. Onder de Romeinse Republiek groeide Rome stilaan uit tot een regionale grootsstad in Italië, die de regio van Latium overheerste. Het centrum bleef het Forum Romanum en Rome werd ingedeeld in vier stadsdistricten. De uitbreiding van Rome bleef echter beperkt tot de westoever van de Tiber. De meeste gebouwen in Rome waren opgetrokken uit simpele materialen, waardoor Rome niet echt als de belangrijkste stad van Italië oogde. Met de verovering van Griekenland kregen de Romeinse senatoren de smaak echter te pakken en begon men Griekse kunstwerken naar Rome te vervoeren en rijkversierde gebouwen naar hellenistisch model op te trekken
Jarenlang hadden de Romeinse bondgenoten (socii, vaak steden met wie Rome in voorgaande eeuwen een nadelig vredesverdrag had gesloten) in Italië voor Rome gevochten zonder dat daar iets tegenover stond. De bondgenoten werden steeds ontevredener met deze situatie. In 91 v.Chr. diende de volkstribuun Marcus Livius Drusus minor een wet in die alle Italianen het Romeins burgerschap verleende, maar voordat deze wet kon worden aangenomen werd hij vermoord. Hierop scheidden de bondgenoten zich af en brak de Bondgenotenoorlog uit. Na zware gevechten en het verlenen van het Romeinse burgerschap aan alle trouwe bondgenoten wist de Romeinse generaal Lucius Cornelius Sulla de oorlog in 82 v.Chr. in Rome’s voordeel te beslissen. In Rome was ondertussen een nieuwe politieke klasse ontstaan. Naast de traditionele patricische families werden ook steeds meer rijke plebeïsche families toegelaten tot de Romeinse Senaat. De nieuwe senatoren verenigden zich in de populares (populisten; zij wilden meer hervormingen ten gunste van de armeren) terwijl de oudere patricische families zich verenigden in de optimates (de besten, die alles bij het oude wilden laten). Buste van Gaius Julius Caesar zeeslag tijdens de Slag bij Actium - artistieke impressie door Lorenzo A. CastroDe ambitieuze Sulla sloot zich aan bij de optimates en kwam in conflict met de politieke vos Marius (een oom van de latere Gaius Julius Caesar) die geen afstand wilde doen van zijn macht. Na een korte burgeroorlog brak Sulla de aloude wet dat de legioenen de Pomerium niet mogen oversteken (om een militaire staatsgreep te vermijden) en werd een dictator. Na een schrikbewind van twee jaar, waarin hij veel welgestelden liet ombrengen en hun bezittingen in beslag nam, trad Sulla vrijwillig af. De nieuwe leider in Rome werd Gnaeus Pompejus, die de lastpak Mithridates VI van Pontus versloeg, Syria en Judaea toevoegde aan het Rijk en de Middellandse Zee zuiverde van piraten. Hij werd echter in 60 v Chr. gedwongen de macht te delen met Gaius Julius Caesar (een verre neef van Quintus Lutatius Catulus Caesar) en Marcus Licinius Crassus, met wie hij het Eerste Triumviraat vormde. Caesar moest voor nieuwe kolonies zorgen zodat Pompejus' veteranen land kregen, maar in ruil daarvoor vroeg Caesar legioenen aan Pompejus. Daarmee begon hij zijn Romeinse verovering van Gallië. Door jaloezie verslechterden de betrekkingen tussen Caesar en Pompejus en toen Crassus sneuvelde in de Slag bij Carrhae viel het triumviraat uit elkaar. Ook was de breuk tussen Caesar en Pompejus groter geworden, nadat de enige dochter van Caesar: Julia (Die aan Pompejus uitgehuwelijkt was) stierf bij een bevalling. Toen Caesar in 49 v Chr. triomferend terugkeerde uit Gallië eisten de Senaat en Pompejus dat Caesar terugkeerde naar Rome zonder legioenen, zodat hij terecht kon staan voor misdaden die hij gepleegd zou hebben. Caesar stak de Rubicon (grens tussen Gallia Cisalpina en Italië) over, mèt maar 1 legioen: Legio XIII Gemina (Het tweelinglegioen). Met de beroemde woorden "Alea iacta est" gaf hij zelf aan dat de breuk met de senaat een onomkeerbaar feit was. Te Rome werd hij uitgeroepen tot dictator. Hij achtervolgde zijn tegenstanders naar Griekenland, waar hij in de slag bij Pharsalus de Pompejanen versloeg. Pompejus vluchtte naar Egypte waar hij werd vermoord door de Egyptische heerser Ptolemaeus, overigens tot ongenoegen van Caesar. Pompejeus was niet alleen een Romeins consul, maar ook een schoonzoon van Caesar. In Egypte maakte Caesar Ptolemaeus' zuster en echtgenote, de beeldschone koningin Cleopatra het hof en verwekte bij haar een zoon, Caesarion = Caesartje]]. Ptolemeus werd verdreven en verdronk uiteindelijk op de vlucht. In 45 v.Chr. versloeg Caesar in Spanje de laatste Pompejanen. Caesar werd uitgeroepen tot dictator voor het leven en republikeinse senatoren onder leiding van Gaius Cassius Longinus vreesden dat met Caesar een nieuwe koningstijd zou beginnen. Daarom smeedden ze een complot om hem te doden. Dat werd uitgevoerd op 15 maart 44 v.Chr., de dag waarop Caesar door de senatoren werd vermoord. Onder hen was Caesars' adoptiezoon Marcus Junius Brutus (een afstammeling van Lucius Junius Brutus). De moordenaars hoopten als bevrijders door het Romeinse volk onthaald te worden. Maar een aanhanger van Caesar, Marcus Antonius, wist in de verwarrende uren na Caesars dood de macht te grijpen en ruide de bevolking op tegen de moordenaarskliek. Cassius en Brutus vluchtten naar Griekenland. Toen Marcus Antonius het testament van Caesar opende, las hij dat niet hij, maar Gaius Octavius (Octavianus), door Caesar was geadopteerd en tot erfgenaam was gemaakt. Omdat het rijk toch bestuurd moest worden vormden Marcus Antonius en Octavianus samen met Marcus Aemilius Lepidus het Tweede Triumviraat. Samen versloegen ze de moordenaars in 42 v.Chr. bij de slag bij Philippi. Daarna verdeelden ze de provincies onder elkaar: Octavianus: het westen (Italia, Hispania, Gallia en Rome) Marcus Antonius: het oosten (o.a. Syrië en Egypte) Lepidus: de onbelangrijke woestijnprovincie Africa. Zowel Marcus Antonius als Octavianus wilden alleenheerser over de Romeinse wereld worden. Om meer militaire steun te verkrijgen begon Marcus Antonius een relatie met Cleopatra. Hij begon zich steeds meer als een oosterse monarch te gedragen en dit viel niet goed bij de elite in Rome. Deze werd door Octavianus snel opgezet tegen Marcus Antonius. In 36 v.Chr. werd Lepidus uit het Triumviraat gezet en begon de tweestrijd tussen Octavianus en Marcus Antonius. In 31 v.Chr. versloeg Octavianus Antonius in de Slag bij Actium en werd zo alleenheerser over de Romeinse wereld. Marcus Antonius en Cleopatra pleegden zelfmoord. [bewerken]
De huidige gegevens over de koningstijd zijn bijna allemaal gebaseerd op legenden. In die periode werden de Romeinen geregeerd door koningen; eerst Romeinse, toen ook Sabijnse en ten slotte Etruskische. De eerste koning van Rome was Romulus. Hij zou zijn stad hebben laten bevolken door bannelingen. Maar aangezien Rome nu bijna alleen bevolkt was door mannen, was er een tekort aan vrouwen. Daarop roofden de Romeinen vrouwen bij een buurvolk, de Sabijnen (Sabijnse Maagdenroof). De Sabijnse koning Titus Tatius zou hierop de stad hebben aangevallen en door verraad (van Tarpeia) viel die in hun handen. De Sabijnse vrouwen waren echter inmiddels van hun nieuwe echtgenoten gaan houden, kwamen tussenbeide en er werd vrede gesloten. Titus Tatius werd medekoning en veel Sabijnen vestigden zich op de Quirinaal. Verder is over Romulus bekend dat hij een raad van oude mannen, de senex, samen stelde om hem te adviseren. Dat was het begin van de Romeinse Senaat. In 715 v Chr. stierf Romulus; volgens de legende werd hij meegevoerd door een wervelstorm om Jupiter als de god Quirinus voor eeuwig bij te staan. Volgens het vredesverdrag met de Sabijnen moest het koningschap afwisselend door een Sabijn en een Latijn worden bekleed. De Latijnen en Sabijnen kozen de Sabijn Numa Pompilius tot koning. Numa was een wijs en godvruchtig vorst. Hij was een man van vrede en besteedde vooral veel aandacht aan de Romeinse godsdienst. Toen Pompilius in 673 v.Chr. overleed, werd de Latijn Tullus Hostilius koning van Rome. Hij was in tegenstelling tot Numa een oorlogszuchtige vorst. Hij zocht naar een aanleiding tot oorlog zodat de Romeinen zich konden bewijzen en toen mannen uit het rivaliserende Alba Longa Romeins vee stalen, besloot Tullus de stad aan te vallen. Omdat de koning van Alba net was overleden, werd de oorlog beslist door middel van een duel tussen twee drielingen: de Romeinse Horatii en de Curiatii uit Alba. De Horatii kwamen als winnaars uit de strijd en de bevolking van Alba Longa ging op de Caelijnse heuvel wonen. Tullus Hostilius bouwde ook de Curia Hostilia, de vergaderplaats van de Senaat. Door zijn overwinningen werd Tullus arrogant en hij begon de eredienst van Numa te verwaarlozen. De goden stuurden in 641 v.Chr. een pestepidemie naar Rome waardoor ook de koning werd getroffen. In zijn wanhoop bad hij tot Jupiter. Jupiter was echter zo verbolgen dat hij Tullus met een bliksemschicht doodde. De volgende koning was Ancus Marcius, die net als zijn grootvader Numa een Sabijn was. Hij herstelde meteen de eredienst van Numa. Hij was ook een erg vredelievende vorst en de Latijnen, die in de omringende heuvels woonden, begonnen de weilanden van de Romeinen te plunderen. Ancus Marcius liet echter zien uit welk hout de Romeinen waren gesneden en versloeg de Latijnen. De krijgsgevangenen werden op de Aventijnse heuvel gehuisvest. Ancus lijfde ook de Janiculijnse heuvel, die niet tot 'de zeven heuvelen' behoort, bij de stad in om de Tiber beter te kunnen beheersen. Hij stichtte tevens een bescheiden haven op de plek die later zou uitgroeien tot Ostia. Tijdens het koningschap van Ancus Marcius werden de Etrusken, die een hogere beschaving hadden dan de Romeinen, invloedrijk. Omdat de zonen van Ancus te jong waren, toen hij in 617 v.Chr. stierf, werd Ancus’ Etruskische adviseur Lucius Tarquinius Priscus koning. Hij was verantwoordelijk voor grote bouwprojecten zoals het Circus Maximus, waar wagenrennen werden gehouden, de Cloaca Maxima, ’s werelds eerste riool, en het Forum Romanum, het bestuurlijke centrum van de stad. Het forum voorzag de nederzettingen van Rome van één centrum, waardoor Rome echt een stad werd. In die tijd woonde er in het koninklijke paleis een slavenzoon, Servius Tullius. Toen hij ’s nachts lag te slapen werd zijn hoofd omgeven met vlammen en Tanaquil, de koningin, legde dit uit als een voorteken dat hij voorbestemd was voor iets groots. Het koninklijk paar adopteerde de jonge Servius en maakte hem tot troonopvolger boven Tarquinius’ eigen zonen. Toen Tarquinius in 579 v Chr. door Ancus Marcius’ zonen werd vermoord plaatste de machtige Tanaquil Servius Tullius op de troon. Servius was een goed koning en hij hervormde het bestuur (zie verder). Ook bouwde hij de Serviaanse muur als eerste stadsmuur rond Rome en stelde hiermee de pomerium in. Zo werd Rome verdeeld in 36 tribus (6 voor de stad Rome en 26 voor de ommelanden) en de plebs kregen voor het eerst politieke rechten omdat de burgers werden ingedeeld in 193 centuriae, naar vermogen en niet naar afkomst. Er werd een volksvergadering opgericht waarin gestemd werd per centuria. De rijkste burgers hadden de meerderheid met 98 centuriae, die ook de meerderheid van de troepen moesten leveren (op timocratische basis dus). Om de zoons van Tarquinius niet van zich te vervreemden, huwelijkte Servius zijn beide dochters (beide Tullia geheten) aan hen uit. De oudste dochter was eerzuchtig en trouwde met de goedaardige Arruns. De jongste was goedaardig en trouwde met de eerzuchtige Lucius, later Tarquinius Superbus . Tullia de oudere en Lucius werden verliefd, lieten Tullia de jongere en Arruns vermoorden en maakten koning Servius zo zwart in de Senaat dat hij werd gelynchd door de Romeinse bevolking. Zo kwam Lucius Tarquinius Superbus aan de macht. Aangezien hij de Senaat zuiverde van Servius’ medestanders, werd hij snel gehaat. Toen zijn zoon Sextus Tarquinius Superbus de vrome vrouw Lucretia verkrachtte, zwoer haar verwant Lucius Junius Brutus wraak. Die mobiliseerde de bevolking tegen de koning, toen die op veldtocht was. Toen de koning terugkeerde om de opstand in de kiem te smoren, sloot de bevolking de poorten en zo werd de koning uit de stad verdreven (509 v.Chr.).
Als Carthago in 264 v Chr. tegen Rome’s zin steun verleent aan de piratenstad Messina, breekt de Eerste Punische oorlog uit. Na een zware strijd ter zee, waarin Rome aanvankelijk nederlagen leed, omdat het enkel kon vechten op het land, kwam Rome echter onder leiding van consul Duilius als overwinnaar uit de strijd (241 v Chr.). De Rostra, het spreekgestoelte op het Forum Romanum is bij wijze van oorlogsmonument lange tijd voorzien geweest van de afgezaagde ramstevens van buitgemaakte Carthaagse schepen. Carthago moest in eerste instantie zware schattingen betalen en moest Sicilië afstaan, enkele jaren later ook Corsica en Sardinië. Deze gebieden werden de eerste provinciae van Rome. De volgende provincie was Gallia Cisalpina (223 v Chr.). In 218 v Chr. verklaarde Rome Carthago opnieuw de oorlog, omdat de Romeinse en Carthaagse invloedssferen in Hispania kennelijk niet op vreedzame wijze afgebakend konden worden. De Carthaagse generaal Hannibal stak met olifanten de Alpen over en bracht de Romeinen een aantal verpletterende nederlagen toe, de zwaarste in de Slag bij Cannae (216 v Chr.). Hij liet zo`n grote indruk achter bij de Romeinen dat die "Hannibal ad portas!" gebruikten om alarm te slaan. Om Hannibal te verzwakken hield Quintus Fabius Maximus Cunctator zich in Italië bezig met vertragingsreacties zoals de tactiek van de verschroeide aarde, want een directe confrontatie zou toch blijven mislukken. Tegelijkertijd woedden Eerste Macedonische oorlog (214 v Chr. - 205 v Chr.). Ook hier werden de Romeinen verslagen. Wel landden de Romeinen in Syracuse (213 v Chr.) en veroverden de stad na twee jaar belegering. Vanaf dat jaar drongen de Romeinen onder Publius Cornelius Scipio Africanus maior de Carthagers in Hispania met succes terug en hield versterkingsleger voor Hannibal tegen. In 202 v.Chr. landde deze Scipio met een Romeins leger in Africa, waar hij Hannibal versloeg in de Zama. In 197 v Chr. namen de Romeinen Hispania op in hun rijk en deelden die in provincies in. Pas in 7 v Chr. werd de westelijke provincia Hispania Lusitania ingesteld. In Macedonië startte de Tweede Macedonische Oorlog (200 v Chr. - 197 v Chr.) toen Philippus V van Macedonië Pergamum, Rhodos en Athene aanviel. Deze oorlog werd gewonnen door de Romeinen. Met de Vierde Macedonische Oorlog werd Macedonië geheel overwonnen en ingelijfd als Romeinse provincie (148 v Chr.). In Rome bleef ondertussen Cato de Censor ageren tegen Carthago met zijn beroemde uitspraak "Ceterum censeo Carthaginem esse delendam" (Overigens ben ik van mening dat Carthago verwoest moet worden). In 149 v Chr., het jaar waarin Cato overleed, kwam Carthago in conflict met de naburige Numidiërs, die door Rome gesteund werden. De Romeinen vonden dit een goede reden om de stad voor altijd te verwoesten en rijk te worden. Daarom begon de Derde Punische oorlog, een drie jaar lang durende oorlog die eindigde met de vernietiging van Carthago in 146 v.Chr. door Publius Cornelius Scipio Aemilius Africanus minor (de zoon van maior). Op haar voormalige grondgebied werd de nieuwe Romeinse provincie Africa gesticht. Carthago werd pas een eeuw later als nieuwe stad gesticht
Intussen laaide interne onrust tussen de klassen weer op. In 133 v Chr. werd de hervormer en volkstribuun Tiberius Sempronius Gracchus vermoord. In 121 v Chr. werd ook zijn broer Gaius Sempronius Gracchus vermoord. In hetzelfde jaar veroverde Rome Gallia Transalpina, ruwweg het gebied dat nu de Franse Provence is en tussen 112 en 106 v Chr. versloegen ze de Numidische koning Jugurtha. Die overwinning was te danken aan quaestor Sulla. Marius versloeg de Germaanse Teutonen in de Slag bij Aquae Sextiae (102 v Chr.) en de Germaanse Cimbren in de Slag bij Vercellae in het jaar daarna. De Cimbren waren Italië binnengevallen en hadden in 105 v Chr. een Romeins legioen bij Arausio vernietigd. Daardoor werd Marius in de periode 104 v Chr. - 100 v Chr., tegen de Romeinse wet in, ieder jaar tot consul gekozen. Marius begon ook met de hervorming van het Romeinse leger. De hastati, principes en triarii werden afgeschaft en Marius stichtte een beroepsleger met als kern de legionairs, die Romeins burgerrecht bezaten en konden rekenen op een vaste soldij en op landbouwgrond na afloop van de 15 jaar militaire dienst. De hervormingen ondermijnden echter wel de Republiek, omdat de soldaten hun commandanten trouwer waren dan de staat.
Het Romeinse volk had zulke slechte ervaringen met Tarquinius dat het nooit meer door een koning geregeerd wenste te worden. Lucius Junius Brutus werd belast met het ontwerpen van een nieuw staatsbestel, de res publica oftewel republiek. Zo werd de Senaat het hoogste orgaan van de Romeinse staat. Zij adviseerden de twee jaarlijks gekozen magistraten, die eerst praetores en daarna consules werden genoemd. De eerste consuls waren deze Brutus en Lucius Tarquinius Collatinus. In 508 v.Chr. werd het ambt van Pontifex Maximus ingesteld om de religieuze taken van de koning over te nemen. Tarquinius Superbus had de strijd echter nog niet opgegeven en hij leidde een alliantie van Etrusken en Latijnen tegen Rome. Pas toen de Romeinen in 496 v Chr. de Latijnse Liga versloegen in de Slag bij het Regillusmeer, gaf Tarquinius het op. Ondertussen barstte bij gebrek aan een gemeenschappelijke vijand de strijd tussen rijk (patriciërs) en arm (plebejers) los vanwege de ongelijkheden. In 494 v Chr., na een secessio plebis (uittocht der plebejers), mochten de plebejers voor het eerst twee tribuni plebis (volkstribunen) (in 459 v Chr. werden dat er tien) en twee aediles plebis (plebeïsche aedilen) kiezen. Ook kregen ze eigen wetten (plebiscita) en een eigen vergadering (comitia plebis). Gelijktijdig begon Rome een expansieve politiek te voeren in oorlogen tegen de Aequi en de Volsken. Om de balans tussen patriciërs en plebejers beter te regelen werden er in 451 v Chr. voor 1 jaar decemviri legibus scribundis aangesteld o.l.v. de ex-consul van patricische afkomst Appius Claudius Crassus. Tijdens dit ene jaar werden er tien wetten aangenomen door de comitia centuriata en het recht werd zo goed uitgevoerd dat er een nieuw decemviraat kwam (Appius Claudius was de enige decemvir die terugkeerde). Er werden nog eens twee nieuwe wetten aangenomen, waaronder de Wet der Twaalf Tafelen (Lex Duodecim Tabularum).De decemviri weigerden echter af te treden, werden steeds tirannieker en toen Appius Claudius zich aan een patricische dame vergreep, zette het volk de decemviri af. In 447 v Chr. werden er voor het eerst twee quaestores verkozen en vier jaar later voor het eerst twee censores. In 445 v Chr. werd het ambt van tribunus militum ingesteld en werd het mogelijk voor plebejers om met patriciërs te trouwen. In 421 v Chr. werd het aantal quaestors uitgebreid van 2 tot 4 (in 267 v Chr. tot 6, in 227 v Chr. tot 8 en in 197 v Chr. tot 12) en mochten ook plebejers dit ambt vervullen. Ook werd er voor het eerst soldij uitbetaald aan de Romeinse soldaten. In die tijd werd het laatste verzet van de Etrusken gebroken. Alleen de stad Veii, op 15 km afstand van Rome, bleef onafhankelijk. In 396 v Chr. werd ook deze stad ingenomen. Rome kwam hierna in conflict met de Galliërs in Noord-Italië. In 390 v Chr. werden de Romeinen verslagen in de Slag aan de Allia en de stad werd geplunderd door de Gallische leider Brennus. Deze tegenslag was maar van korte duur en in de 4e eeuw v Chr. werd heel Italië ten zuiden van de Po met uitzondering van de Griekse koloniën, in drie oorlogen tegen de Samnieten veroverd. Toen sommige Griekse steden Romeinse hulp inriepen tegen de Griekse stad Tarente, riep laatstgenoemde de hulp in van koning Pyrrhus van Epirus. Hoewel de Romeinen verschillende nederlagen leden, waren de verliezen van Pyrrhus zo groot dat hij de strijd moest op geven. Men spreekt vandaag de dag nog steeds van een Pyrrhusoverwinning. In 272 v Chr. werd Tarente bij Rome ingelijfd